De grote familie grassen
Siergrassen behoren tot de grassenfamilie en hebben de botanische naam ‘Poaceae’. Deze familie omvat ruim 10.000 soorten en is daarmee de vier na grootste plantenfamilie ter wereld.
Onze weilanden bevatten een mengsel van grassen. In deze mengsels vindt men vaak Engels Raaigras en Timotheegras. Deze grassen hebben een hoge voedingswaarde en groeien snel.
Alle graansoorten, zoals tarwe, rogge, gerst en mais behoren eveneens tot deze grote familie. Graan is rijk aan koolhydraten, vezels en andere belangrijke voedingsstoffen en zijn al eeuwen een belangrijke voedselbron voor mens en dier.
Andere geslachten binnen de grassenfamilie worden zeer gewaardeerd om hun uiterlijk en worden als sierplanten gebruikt. Nu is de schoonheid van een plant zeer subjectief maar een groot aantal grasgeslachten komt de laatste paar decennia boven borrelen vanwege hun mooie uiterlijk. Bijvoorbeeld cultivars van Calamagrostis (struisgras), Carex, Festuca (blauw schapengras), Miscanthus (prachtgras), Panicum (vingergras) en Pennisetum (lampenpoetsersgras) zijn niet meer weg te denken in het assortiment vaste planten voor in de siertuin en het marktassortiment breidt zich steeds verder uit.
Groeiwijze siergrassen
In weide- en gazonmengsels worden hoofdzakelijk zodevormende grassen gebruikt. De wortels groeien horizontaal en vlechten in elkaar tot een dichte grasmat. Immers dat wil men graag. Zo anders is dat voor een vaste plant die in een siertuin komt te staan. Die moet het liefst op hun plek blijven staan. Polvormende grassen zijn dan gewenst.
De meeste siergrassen zijn polvormend zoals Calamagrostis, Festuca, Miscanthus, Panicum en Pennisetum en vormen een stevige pol. Veel bamboesoorten (horen tevens bij de grassenfamilie) daarentegen vormen wel uitlopers en gaan aan de wandel in uw tuin.
Planten van siergrassen
Alle siergrassen worden in pot gekweekt en kunnen theoretisch het hele jaar geplant worden. Het voorjaar voorziet echter in de beste voorwaarde voor het planten. De grond is dan al redelijk warm en de wortelvorming kan direct beginnen.
De juiste standplaats is van cruciaal belang. Er zijn siergrassen die graag in de volle zon staan, warm-season grassen b.v. Miscanthus, Panicum, Pennisetum, Eragrostis. Ze groeien het best bij een temperatuur tussen de 24 – 32 °C en zullen laat in de lente gaan groeien.
Daarentegen zijn er cool-season grassen. Cool-season grassen voelen zich het prettigst bij een temperatuur tussen de 15 – 25 °C en beginnen in het voorjaar al vroeg te groeien. Tijdens een hete, droge zomer komt de groei stil te staan en kunnen gaan verdorren. Wil men een mooi eindresultaat dan is het verstandig om deze twee groepen evenwichtig aan te planten. Voorbeelden van cool-season grassen zijn Festuca, Deschampsia, Sesleria en Molinia. Over het algemeen zijn deze grassen wintergroen of semi-wintergroen, echter o.a. de Molinia soorten en Deschampsia soorten zijn niet wintergroen!
Onderhoud siergrassen
Siergrassen afknippen in het voorjaar
Siergrassen zijn over het algemeen vaste planten. Zij kunnen matige tot strenge vorst goed doorstaan. ’s Winters sterven de meeste bovengronds af en verkleuren naar strogeel. Ze zijn dan niet wintergroen.
Bij o.a. Hakonechloa, Miscanthus, Pennisetum en Panicum blijven de afgestorven stengels de hele winter zeer decoratief recht opstaan. Met een laagje rijp of sneeuw kan dat zeer decoratief zijn. Het afgestorven blad en de stengels vormen tevens een natuurlijke bescherming tegen vorst en vocht. Knip ze daarom in het voorjaar pas af als de eerste nieuwe grassprietjes vanuit de wortels weer tevoorschijn komen.
Siergrassen verjongen in het voorjaar
Als de plant vanuit het midden kaal wordt, is het de juiste tijd om de plant te delen en zo te verjongen. Haal de pol uit de grond en scheur de pol in stukken. De meest vitale delen zitten aan de buitenkant en plant deze terug in een goed voorbereid plantgat. Geef ruim water en de planten zullen weer tot prachtige exemplaren uitgroeien.
